‘Toch is het boek beter.’ Het is een zinnetje dat na de release van een boekverfilming telkens weer opduikt. Bij films als Percy Jackson & The Lightning Thief, Eragon en Twilight volkomen terecht, maar zelfs Oscarwinnaars als 12 Years A Slave en Jurassic Park (waar ook een leuk online slot van is) krijgen er mee te maken. Hoe komt dat toch?
Laten we voorop stellen dat scenarioschrijvers van boekadaptaties niet te benijden zijn: ze krijgen de taak om de basisroman succesvol te vertalen naar het witte doek. Een zware, vaak onmogelijke opgave. Al was het maar omdat ze moeten dealen met het onrealistische verwachtingspatroon van de kijker. Zeker als deze eerder het boek heeft gelezen.
‘Veel mensen verkiezen het boek boven de film, maar die voorkeur heeft vooral te maken met wat je eerst consumeert’, legt regisseur Martin Koolhoven uit in de Groene Amsterdammer. ‘Je kent de basisroman en je maakt voor jezelf een bepaalde visuele voorstelling van het verhaal. Als regisseur moet je daar tegen opboksen, want je kan op het witte doek natuurlijk nooit voldoen aan de identieke weergave van het idee dat lezers in gedachten hebben.’
En aangezien iedere lezer een ander verwachtingspatroon heeft, is het dus een mission impossible - wat overigens géén boekadaptatie is - om iedereen tevreden te houden.
Bijkomend probleem voor filmmakers is dat het boek een medium is dat zich sowieso lastig laat vertalen. Zowel letterlijk als figuurlijk. Auteurs laten in hun werk via taalgebruik en knappe woordspelingen (‘word play’) hun verhaal en personages tot leven komen, iets wat tijdens een vertaalslag al snel verloren gaat. Lost in translation dus.
Neem bijvoorbeeld The Last Temptation of Christ, dat bekend staat om zijn levendige en rijke taalgebruik. In de film zelf komen alleen de plot en dialogen terug, maar ontbreekt de symboliek van het originele verhaal, evenals metaforen, alliteraties en andere stijlfiguren die het boek van Nikos Kazantzakis zo sterk maken.
Bovendien hebben schrijvers het voordeel dat ze in hun medium alle ruimte hebben om in detail te treden, personages echt te ontwikkelen en daarover heerlijk uit te wijden. Luxe die een regisseur niet heeft. De volledige boekverfilming moet namelijk in maximaal twee uur worden gepropt, om de kijker niet tussentijds te verliezen. Het gevolg is dat veel origineel materiaal verloren gaat. ‘Zij (lezers) willen een soort samenvatting of herinnering aan het boek’, stelt Koolhoven. ‘Totaal oninteressant vind ik dat.’
En dan hebben regisseurs ook nog de neiging om meer dramatiek toe te voegen aan het originele werk. Het moet op het witte doek net wat smeuïger; drama verkoopt immers. Geen verrassing dus dat veel lezers het boek in de eindafrekening boven de film plaatsen: het voldoet niet alleen niet aan hun verwachtingen, maar is in hun ogen ook nog eens (flink) ‘verminkt’.
Het toont aan dat de Braziliaanse schrijver Paul Coelho gelijk had toen hij zei dat het het boek eigenlijk al ‘een film in de gedachten van de lezer’ is. En zoals we allemaal weten: de sequel is zelden beter!